Internet opdoeken?

Start Nieuws Bezigheden Geschriften

Onbestaanbaar
dat het internet plat gelegd zou kunnen worden! Wat zou je allemaal moeten missen: e-mail, WhatsApp, Signal, Facebook, Instagram, TikTok, LinkedIn, YouTube, Twitter (sorry: X), Google, Wikipedia, noem maar op. Je zou niet even kunnen checken welke weersomstandigheden voor jouw locatie voor de komende dagen gelden, geen nieuwsberichten op afroep, geen telefoon die je probleemloos naar je reisbestemming brengt. Minder mogelijkheden om ‘op afstand’ te werken, geen ‘slimme’ meters of andere ‘slimme’ apparaten, geen interactieve TV, geen webwinkels, niet meer internetbankieren, waardeloze cryptovaluta (als je die had). Kortom: rampzalig!!
Maar toch, het internet heeft ons niet alleen gelukkig gemaakt, maar ook bezorgd. Denk bijvoorbeeld aan computervirussen, spam, hatemails, sexting, anonieme oplichters, afpersers en hackers. Vergeet ook niet de registratiedrift van overheden, de invloed van de grote internetbedrijven (‘big tech’) en van autocratische leiders via dat net. Sinds het begin van het huidige millennium zijn de ontwikkelingen razendsnel gegaan, nog sneller dan je kunt bijhouden of de maatschappelijke voordelen (nog steeds) opwegen tegen de nadelen. Zou je dat dan moeten vaststellen? Alles lijkt immers deugdelijk, met wereldwijde communicatie (één op één of in besloten- of open groepen), uitwisseling van informatie, gedeelde agenda’s, zoekmachines, actuele nieuws- en weerberichten, navigatiesystemen en nog veel meer, merendeels gratis. Gemak dient de mens!
Voor de internetbedrijven en hun topmannen brachten deze ontwikkelingen groei en overdadige rijkdom, mede dankzij overheden die welwillend toekeken. Voor de gewone burger zouden de nadelen van de huidige praktijken tóch wel eens groot, wellicht té groot kunnen worden of misschien al zijn. Hulp en ingrepen van overheden zijn daarom dringend gewenst, al zal dat ongetwijfeld leiden tot heftig verzet van ‘big tech’ (en misschien ook van die overheden zelf).
Ga er maar van uit dat onze internet activiteiten worden opgemerkt, opgeslagen en gebruikt om invloed uit te oefenen op de internetter en om de winsten van ‘big tech’ te spekken. Al onze verrichtingen op het internet? De Amerikaanse Harvard professor Shoshana Zuboff maakte, in haar in 2019 gepubliceerde boek ‘The age of surveillance capitalism’, al duidelijk dat dit voor heel veel van onze internet activiteiten geldt en dat is in de jaren die volgden zeker niet minder geworden.
Als actief gebruiker (vooral voor informatie en communicatie) heb ik de neiging – en heel veel mensen met mij – om de bezwaren van het internet voor onze samenleving te verdringen. Daarbij besteden we liever ook geen tijd aan het verantwoord toestaan van cookies. Dom natuurlijk.

Algoritmes
vormen het belangrijkste werktuig van de internetbedrijven. Dat zijn vaste routines (ook de routines die we zelf in het dagelijkse leven uitvoeren kan je algoritmes noemen), of wel programma’s, series van instructies, voor het uitvoeren van bepaalde taken. De software voor computers, tablets en smartphones bestaat uit ingewikkelde algoritmes en combinaties van algoritmes. Voorbeelden zijn de besturingssystemen (zoals Microsoft Windows, Android van Google en macOS van Apple), internetbrowsers (zoals Google Chrome, Microsoft Edge, Safari van Apple en Firefox), zoekmachines (zoals Google, Microsoft Bing en Yahoo!), communicatie apps (zoals Outlook en Hotmail van Microsoft, Gmail van Google, Mail van Apple, WhatsApp van Meta en Signal), sociale media apps (zoals Facebook en Instagram van Meta, X van Elon Musk, YouTube van Google en LinkedIn van Microsoft), back-up apps (zoals OneDrive van Microsoft, iCloud van Apple, Google Drive, Google Cloud en Amazon Web Services), navigatie apps (zoals Maps, Earth en Street View, allemaal van Google), de schrijf- en reken apps (zoals Office van Microsoft) en niet te vergeten de koop apps van webshops (zoals Amazon, Alibaba en bol.com). Het gaat dus bijna steeds om grote commerciële bedrijven met Firefox en Signal als uitzonderingen. Kunstmatige (artificiële) intelligentie (AI) is ook gebaseerd op combinaties van (ingewikkelde) algoritmes die zichzelf kunnen perfectioneren door te leren van teksten, plaatjes en al het andere in de wereld om ons heen, ongeveer zoals wij leren, maar dan heel wat sneller en wellicht minder kritisch.
Microsoft verdient z’n geld vooral met de verkoop van de door het bedrijf ontwikkelde programma’s (zoals Windows en Office). Google, Meta en X Corp bieden vooral gratis diensten aan (zoals Google, Chrome, Maps, Earth, YouTube, Facebook, Instagram en X) en verdienen hun geld met het verkopen van advertenties die sterk gericht zijn op vermoedelijke kopers. Amazon, Alibaba, bol.com en intussen ook TikTok verdienen hun geld met de verkoop van allerlei goederen, deels door hun klanten te bewerken om nog meer te kopen.

Data
zijn heilig voor veel internetbedrijven. Deze bedrijven denken te weten wie de vermoedelijke kopers zijn van hun eigen producten of van de producten die in de advertenties van hun klanten worden aangeprezen. Dat kunnen ze door de profielen van hun gebruikers voortdurend aan te vullen met informatie die ze via hun algoritmes binnenhalen over het doen en laten van die gebruikers. Zo weet Alphabet Inc, het bedrijf waaronder Google valt, niet alleen veel over de websites die je bezoekt en de zoektermen die je gebruikt, maar – onder meer via Android in je mobieltje – ook waar je op ieder moment bent en – via Maps en Earth – welke locaties je digitaal verkent. Via YouTube komt het bedrijf wat aan de weet over je interesses aan de hand van de filmpjes die je bekijkt of plaatst. Meta weet van alles over je sociale netwerk, hobby’s, muziekvoorkeuren, noem maar op. X Corp weet (als je tenminste X gebruikt) van alles over je intellectuele roerselen, emoties, voorliefdes en haatgevoelens. Zo verzamelen de internetbedrijven een gigantische hoeveelheid data. Al die data worden bewaard in een razendsnel groeiend aantal reusachtige, energievretende datacenters. Privacywetten verbieden de eigenaren om die data door te sluizen naar anderen, maar de eigenaren kunnen die data wel gebruiken om met de advertenties van hun klanten de leden van de ontvankelijke doelgroep te bestoken. Intussen steken de internetbedrijven ook nog onnoemelijk veel geld in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie waarmee die data kunnen worden ingezet om nog gerichter te adverteren. Het belangrijkste oogmerk bij het verzamelen van deze data is de winst van de internetbedrijven. Zoekmachines en apps zoals Hotmail, Gmail, WhatsApp, Facebook, Instagram, Maps, YouTube en X zijn vooral lokkertjes om aan die data te komen. Is dat eigenlijk waar we als maatschappij op zaten te wachten?

De baten
van het internet zijn vooral samen te vatten met het woord snelheid, soms ook met de woorden groter en meer. Je kunt sneller communiceren, sneller de informatie vinden waarnaar je op zoek bent of specifieke goederen opsporen en kopen. Overigens kan je ook informatie en filmpjes vinden waar je niet naar op zoek was, maar waaraan je wel plezier kunt beleven. Je kunt sneller een (virtuele) vriendenkring opbouwen, ook een aanzienlijk grotere ‘vriendenkring’ dan zonder dat internet. Je kunt ook sneller geld overmaken en je eigen bankrekening plunderen. Je kunt zelfs speculeren met cryptovaluta of rijk worden door criminele activiteiten op het internet (en mogelijk daardoor berooid raken of gevangen gezet).
Communicatie was natuurlijk ook al zonder internet mogelijk, weliswaar trager, maar dikwijls met meer diepgang. Vrienden kon je ook zonder internet vinden, maar niet zo veel en misschien niet zo snel een vriend waarmee het echt klikt. Overigens merk je dat laatste pas als de vriendschap wordt losgekoppeld van het internet. Zonder internet moet je informatie zoeken in de krant, via radio of TV, in bibliotheken, of door anderen te bevragen. Je route uitstippelen kan nog steeds met een atlas, een wegenkaart, een ouderwetse tomtom zonder internet connectie, of – ook weer – met informatie van bekenden. Betalen kan nog steeds met echt geld, dat je vroeger bij de (spaar)bank of het postkantoor kon ophalen (als je voldoende saldo op je rekening had). Goederen kan je ook nog steeds gewoon in fysieke winkels uitzoeken en kopen. De standen van de elektriciteits-, gas- en watermeters kunnen door mensen worden afgelezen en aan de betreffende bedrijven worden doorgegeven. Eigenlijk bracht het internet niets fundamenteel nieuws onder de zon, alleen snelheid, groter en meer. En tijd is geld, of niet soms?

Pijnpunten
zijn er toch ook. Is het eigenlijk wel prettig als van je verwacht wordt dat een e-mail of appje onmiddellijk beantwoord wordt? Is het gezond om 24 uur per dag ‘aan’ te moeten staan? En wat denk je van de aandacht opslorpende ‘sociale media’ en – ook samenhangend daarmee – de hardnekkige ‘schermverslaving’? Berichten en ‘posts’ die via de ‘sociale media’ de wereld in geschopt worden, kunnen nogal wat impact hebben op de lezers, zeker als er sterke emoties worden opgeroepen. Het veelvuldig ‘liken’ of ‘retweeten’ van een bericht kan het een status geven die het niet verdient of onbeheersbaar veel mensen op de been brengen die allemaal op een bepaalde tijd op de zelfde plek willen zijn. Met name het niet of nauwelijks gemodereerde X lijkt een forum te worden van haatzaaiers en een bron van ‘misinformatie’.
Naast deze bezwaren aan het internet die je dagelijks ‘aan den lijve’ kunt ondervinden, gebeurt er nog van alles achter de schermen waarvan je de gevolgen niet direct ervaart. Daaronder vallen niet alleen de risico’s op computervirussen, hackers, oplichting, afpersing, of het verlies van je back-up door een calamiteit in een datacenter, maar ook de enorme inspanning die de internetbedrijven zich getroosten om vrijwel alles over jou te weten te komen. De al eerder genoemde Shoshana Zuboff noemde dat surveillance kapitalisme. Zolang de internetbedrijven die kennis alleen gebruiken om advertenties te verkopen heb je daar vrij weinig last van, zeker wanneer je die advertenties kunt wegklikken of negeren. Als die kennis echter in handen komt van autoritaire overheden heb je misschien wel een probleem. Nu de Amerikaanse internetbedrijven geneigd zijn om naar de pijpen van hun huidige regime te dansen, is het niet langer ondenkbaar dat die overheid de profielen van de gebruikers van de internetbedrijven in handen krijgt, dus ook mijn- en jouw omvangrijke profiel!
Overigens verzamelen overheden nu ook al (te) veel data over hun burgers, maar doorgaans nog niet met de gehaaidheid van ‘big tech’. In sommige landen met autoritaire regimes echter, wordt het internet zelfs gebruikt om de bevolking te controleren, zowel door de beschikbare informatie te manipuleren, als om inwoners, die kritiek hebben op het regime, op te kunnen sporen. In China, bijvoorbeeld, waar het overgrote deel van de bevolking verbonden is, zit het internet achter een bijzonder actieve firewall die onder meer veel westerse nieuws- en sociale media blokkeert en de communicatie naar buiten aan strenge banden legt. De overheid is de internet provider die bepaalt wat er voor de burgers beschikbaar is en die vastlegt wat die burgers allemaal uitspoken met dat (gemanipuleerde) internet. Die ‘great firewall’ is wel te omzeilen met een VPN verbinding, maar voor de Chinezen is dat een bijzonder riskante optie, voor buitenlandse bezoekers van het land minder riskant, maar niet volkomen safe. Ook in de Chinese openbare ruimte, die volhangt met aan het internet gekoppelde camera’s, wordt stevig gecontroleerd. De camerabeelden worden daarbij geanalyseerd met gezichtsherkenningssoftware. De situatie in China lijkt als twee druppels water op de omstandigheden in het 1949 verschenen boek ‘1984’ van George Orwell (beslist een aanrader voor wie het nog niet gelezen heeft), met als enige verschil dat Orwell de toestand in de westelijke wereld in 1984 voor ogen had. Die voorspelling is niet uitgekomen, maar met de hulp van het internet is zo’n toekomstbeeld bepaald niet uitgesloten, ook niet voor ons, wie weet een jaar of vijftig later dan Orwell dacht.

De afweging
tussen de baten en de pijnpunten van het internet hangt af van de doelen waarvoor je het gebruikt en kan voor elk mens verschillend uitpakken. Schermverslaving, de bedenkelijke kanten van ‘sociale media’, de veiligheid van digitale archieven en de schaamteloze verzamelwoede van internetbedrijven om de identiteit van hun gebruikers zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen, zijn allemaal serieuze problemen. Schermverslaving is ook mogelijk zonder internet. Offline computerspelletjes kunnen verslavend zijn, maar op het internet zijn de verleidingen groter en talrijker. ‘Sociale media’ worden, als online platforms, wél uitsluitend aan het internet gekoppeld. Zonder internet gebeurt er natuurlijk ook van alles tussen mensen en groepen van mensen en binnen die groepen. Dat is iets van alle tijden en hopen we nog lang te houden. De contacten via internet zijn anoniemer en het zwart maken van anderen blijft daardoor meestal ongestraft. ‘Sociale media’ kunnen zo ontaarden in asociale platforms.
Dan nog: de uitdijende profielen, die er van vrijwel elk mens worden gearchiveerd, met name door de internetbedrijven (en in mindere mate door overheden). Zelfs als je het internet alleen gebruikt voor communicatie (bijvoorbeeld via e-mail) wordt er een profiel bijgehouden. Als je het internet ook gebruikt voor informatie wordt zo’n profiel al gauw behoorlijk omvangrijk en als je daarnaast actief wordt op ‘sociale media’, barsten de profielen uit hun voegen. Wat gebeurt er als die profielen in verkeerde handen vallen, bijvoorbeeld door hacks of een regimewisseling?
Als internetbedrijven hooguit noodzakelijke contactgegevens van personen zouden opslaan hoeven we ons daar minder zorgen over te maken. Bovendien kunnen we dan toe met een fractie van het huidige aantal datacenters, dus minder met ruimte hoeven te woekeren en een forse hoeveelheid energie kunnen besparen. Wel wordt het dan veel minder aantrekkelijk om op internet te adverteren, waardoor de geldstroom naar deze bedrijven wordt afgeknepen. Je zult dan (meer) moeten gaan betalen voor allerlei internetdiensten. Positief – misschien – is dat veel andere bedrijven dan minder geld hoeven uit te geven aan reclame en dat hun producten daardoor goedkoper kunnen worden. Niettemin wordt het nog een hele klus om vast te stellen of er geen persoonsgegevens worden opgeslagen, mocht er besloten worden dat dit niet meer mag.
Sommige mensen zullen schrikken als ze beseffen welke bezwaren er allemaal aan internet kleven en hoe dat hen kan raken. In hun afweging kunnen de nadelen domineren. Zij zullen dan ongetwijfeld aandringen op verandering: een andere (gereguleerde) opzet van internet, of in het uiterste geval zelfs het hele internet platleggen. Voor anderen blijven de voordelen domineren. Dat zijn bijvoorbeeld mensen die economisch afhankelijk zijn van het internet (zoals eigenaren en uitbaters van goed lopende webwinkels), of mensen die voor hun werk of hobby sterk leunen op communicatie en informatie via internet (zoals veel wetenschappers en journalisten), of mensen die helemaal verknocht of verslaafd zijn aan sociale media (zoals Facebook) of andere zaken waarvoor ze internet nodig hebben (zoals cryptovaluta).

Reguleren
van het internet is een lastige en omstreden ingreep. Het internet zelf is een technisch hoogstandje: een wereldwijd netwerk van autonome computernetweken die allemaal met elkaar in verbinding staan. De organisatie die het internet beheert, heeft ervoor gezorgd dat er uniforme afspraken zijn gemaakt tussen de autonome netwerken over de techniek, maar niets geregeld over de inhoud. Dat is ook lastig omdat internet geen grenzen kent en wetten doorgaans wel. Internet werd aanvankelijk een vrijplaats. Technisch gezien, zou op elke plek van de wereld de volledige inhoud van het internet beschikbaar kunnen zijn. Dat is het geval in sommige landen. In veel landen is beperkte censuur, bijvoorbeeld in de EU en Noord-Amerika. In de EU worden enkele Russische nieuwsmedia geblokkeerd en kinderporno (vrijwillig) afgeschermd door providers. In andere landen, zoals China, Iran, Saudi-Arabië en Rusland wordt een aanzienlijk deel van de inhoud tegen gehouden met een firewall zoals dat voor individuele computers gebeurt tegen computervirussen en andere malware. In sommige landen, zoals Noord-Korea en Myanmar, is internet alleen beschikbaar voor de kleine groep rond de machthebbers. Er wordt dus gereguleerd door delen van de inhoud af te schermen, of door de toegang te blokkeren voor het ‘gewone volk’. Als de gangbare sociale media worden afgeschermd (zoals Hotmail, Instagram, YouTube en X in China), zijn er echter technisch geen belemmeringen voor het creëren van nieuwe sociale media, die getolereerd worden door het regime (zoals TikTok).
Regulering kan ook door gedragscodes af te spreken met de internetbedrijven en door wetgeving. Dat gebeurt in Europa over mededinging, nepnieuws, discriminatie, belediging en porno. Europa legde Google bijvoorbeeld een boete op van 2,4 miljard euro wegens machtsmisbruik (in dit geval een economisch delict). Ook Apple en Meta hielden zich niet aan de Europese economische regels en kregen boetes opgelegd. In Europa wordt ook de inhoud gescreend. Zo riskeert X van Elon Musk een boete van 1 miljard dollar wegens nepnieuws. De regels over discriminatie, belediging en porno hebben nog niet geleid tot spraakmakende rechtszaken, mogelijk omdat de verantwoordelijken moeilijk te traceren zijn. Blijft de vraag wat er gebeurt als de bedrijven weigeren de opgelegde boetes te betalen. Wordt X dan afgeschermd in Europa, of Google misschien? Dat zou een logische volgende stap zijn, maar kan de grote baas van Amerika in toorn doen ontsteken of een hoogblonde politicus in Nederland munitie verschaffen voor het promoten van zijn partij (met slechts één lid).
Om ‘gedoe’ te vermijden en in het belang van hun ‘goede naam’ modereren veel internetbedrijven de inhoud op hun platforms. Nepnieuws, discriminatie, belediging en te veel ‘bloot’ worden waar mogelijk verwijderd. Zelfcensuur zou je dat kunnen noemen. Ook voor de advertenties zijn die regels tot in het absurde doorgevoerd (de nog net toegestane hoeveelheid bloot die getoond wordt mag wel maximaal prikkelend zijn). Sommige platforms modereren niet. Bij X staat (sinds de overname door Elon Musk) ‘vrijheid van meningsuiting’ centraal en is elke inhoud toegestaan (volgens de eigenaar althans, behalve kritiek op hem zelve).
Hoewel de overheden van landen en van de EU zouden moeten weten, dat het verzamelen van immense hoeveelheden persoonsgegevens door de internetbedrijven ongewenst is en grote gevaren met zich meebrengt, hebben zij hierover nog maar weinig geregeld. Tja, die persoonsgegevens mogen niet worden gedeeld, maar zelf gebruiken schijnt geen probleem te zijn. Kennelijk hebben overheden niet de macht om de verzamelwoede van internetbedrijven in te dammen. Wel kreeg Meta een boete van de EU opgelegd van 200 miljoen euro omdat het de keuze aanbood tussen een betaald abonnement op Facebook zonder reclame of een gratis abonnement met, terwijl het verzamelen van persoonsgegevens in beide gevallen gewoon doorging. Er lijken weinig juridische mogelijkheden te zijn om deze basis van het verdienmodel van veel internetbedrijven aan te pakken. Wat kan er dan nog wel? Nieuwe wetgeving misschien, waarin precies wordt vastgelegd welke gegevens mogen worden verzameld, hoe ze mogen worden verzameld en waarvoor ze mogen worden gebruikt. Het is twijfelachtig of je het verzamelen met Nederlandse wetten kunt tegenhouden. Dat kan immers elders gebeuren. Aanpakken van het gebruik (vooral voor reclame) is mogelijk kansrijker, maar houd er dan maar rekening mee dat internetbedrijven erg goed zijn in het vinden van geitenpaadjes. Verder zouden overheden de vergunningverlening voor de bouw van nieuwe datacenters nog eens onder de loep kunnen nemen. Maar ja, als het hier niet mag, gaan ze het elders proberen.

Opdoeken
van het internet blijft dan over om te ontkomen aan een Orwelliaanse controlemaatschappij. Tja, kan dat? Wordt je daar gelukkig van? Ik heb ruim 50 jaar zonder internet geleefd, ruim 30 met en moet zeggen dat het internet me die laatste 30 jaar niet gelukkiger heeft gemaakt. Intussen is dat internet doorgedrongen tot in de haarvaten van onze samenleving en heb ikzelf wel volop geprofiteerd van de voordelen.
Kunnen we zonder internet verder leven? Er zijn legio voorbeelden van gebruiken en technologieën die verdwenen nadat ze decennia, soms eeuwen, uiterst belangrijk waren in de maatschappij. De kerken waren meer dan duizend jaar – vele tientallen generaties – toonaangevend in de westerse samenlevingen, maar dat is in minder dan honderd jaar alleen nog het geval binnen een beperkt aantal groepen. Met de ontkerkelijking veranderden kleinschalige, betrokken, merendeels dorpse gemeenschappen geleidelijk in grote stedelijke concentraties van veelal anoniem opererende mensen met weinig onderlinge samenhang en bekommernis. Slavernij kent een geschiedenis van duizenden jaren, maar is nu (grotendeels) verleden tijd, hoewel uitbuiting van mensen nog aan de orde van de dag is. Heel wat technische innovaties zijn of worden opgedoekt na een periode waarin ze op grote schaal werden toegepast. Denk maar aan stoommachines, telegrammen, zeppelins, cfk’s (de ozon-afbrekers uit spuitbussen en koelkasten), asbest, fossiele brandstoffen en verbrandingsmotoren. Ze werden (of worden) vervangen door machines, materialen of stoffen die minder bezwaarlijk waren (of zijn) en in veel gevallen ook andere voordelen hadden (of hebben). Waardoor zou het internet vervangen moeten worden, mocht het worden afgeschaft? Sneller, groter of meer lijkt me niet gezond. Misschien zou een terugkeer naar kleinschalige betrokken gemeenschappen nog niet zo gek zijn, maar dat kan ook een naïeve gedachte zijn.
Is het technisch mogelijk om internet op te doeken? De onmisbare elementen voor het in standhouden van het internet zijn elektriciteit, een netwerk, computers en slimme programmeurs. Stroomuitval kan het internet lokaal, regionaal, soms zelfs in een heel land verstoren. Alleen een mondiale stroomcrisis zou het hele internet kunnen platleggen. Oorspronkelijk werd gebruik gemaakt van het telefoonnetwerk met verbindingen van koperdraad. Zolang je niet te veeleisend bent, kan het internet daarop draaien. Dit vrij traag werkende netwerk is geleidelijk uitgebreid met (en vervangen door) glasvezelkabels en draadloze verbindingen, zoals bluetooth, wifi en 4G voor het mobiele netwerk. Het netwerk is robuust omdat er veel knooppunten zijn. Als een knooppunt geblokkeerd wordt, kan de informatiestroom meestal via andere routes zijn bestemming bereiken. De verwoesting van een belangrijk internetknooppunt bij de aanval op het WTC in New York (9/11) leidde daarom niet tot ernstige problemen op het internet. Zelfs als het knooppunt Amsterdam (het één na grootste ter wereld) zou uitvallen, bijvoorbeeld door een grote stroomstoring, mag verwacht worden dat het internet redelijk blijft werken. Datacenters zijn geen onderdeel van het netwerk en bestaan uit een verzameling computers, waaronder servers. Wanneer zo’n datacenter het begeeft, bijvoorbeeld door brand, heeft dit gevolgen voor de opgeslagen informatie en voor de websites die vanuit het center worden bediend. Zo bleven na de brand in twee van de datacenters van OVH in Straatsburg in 2021 ruim 3,5 miljoen websites ten minste een week onbereikbaar. De overige activiteit op het internet wordt dan echter nauwelijks verstoord. Niettemin zijn computers en slimme programmeurs de zwakke schakel in de betrouwbaarheid van het internet. Computers (PC’s, tablets, smartphones, maar ook de grote servers in datacenters) kunnen ernstig ontregeld worden door computervirussen en slimme programmeurs kunnen virussen maken, maar ook pogingen doen om virussen te ontdekken en te vernietigen. Probleem is dat niet elk virus één-twee-drie gevonden wordt en onschadelijk kan worden gemaakt. Probleem is ook, dat sommige virussen pas geruime tijd (dagen, weken of langer) na de besmetting van een computer, beginnen met het verminken van bestanden en/of programma’s. Een nog onbekend, heel goed verborgen en agressief computervirus zou daarom het complete internet kunnen platleggen. De enige manier om aan het virus te ontkomen is door alleen nog offline te werken, tenminste als de computer nog niet besmet is. De gelijkenis is treffend met de chaos die in de menselijke samenleving ontstond na het verschijnen van het COVID-19 coronavirus, maar de klap kan zelfs nog harder aankomen.
Het internet kan er dus door technische problemen (een virus dus) helemaal uit vliegen en langere tijd onbruikbaar blijven. We zouden natuurlijk ook met z’n allen kunnen afspreken om het internet te ontmantelen. Nemen we dan voorgoed afscheid van het internet? Als we willen blijven bellen en computers blijven gebruiken, kunnen slimme programmeurs (die zijn niet uit te roeien) weer een nieuwe internetversie tot stand brengen. Ze zitten nu al te popelen. Er is immers elektriciteit, er is een netwerk en er zijn computers. Internet helemaal opdoeken wordt een erg lastige klus.
Wat zou ons kunnen bewegen om internet te ontmantelen? Willen we dat? Heel veel mensen maken gebruik van internet en worden er wijzer of gelukkiger van. Heel veel mensen beseffen wel (of ondervinden aan den lijve) dat je door internet misleid of ongelukkiger kunt worden. Het oordeel over internet is een oordeel over dilemma’s. De echte wil om internet stop te zetten ontbreekt daarom (nog). We plukken immers dagelijks de vruchten van e-mail, webbrowsers, zoekmachines, weer- en nieuwssites, routeplanners, sociale media en ervaren de pijnpunten sporadisch. Maar als internet op grote schaal zou worden ingezet als controlemiddel door overheden (zoals in China) gaan we dat wel voelen, tenzij we ons als makke schapen laten paaien, maar ook dat lijkt me geen leuk vooruitzicht. Internet wordt overigens al jaren gebruikt als onderdeel van de controlemechanismen door overheden, ook in Nederland, het toeslagenschandaal is daar een voorbeeld van. Moeten we afwachten tot die controlemaatschappij echt een feit is en een tegenactie bijna niet meer mogelijk is, of moeten we nu al wat doen?

Johan van Rhijn